“Wat is ons onderscheidend vermogen?”, herhaalde de ondernemer op mijmerende toon.
Hij staarde naar de flipover in de hoek van de kamer, maar daar stond het ook niet op.
Ik was intussen blij dat ik degene was die de vragen stelde.
Er kwamen wat termen naar boven van het soort die de hele branche zich toe-eigent in de veronderstelling daarmee het verschil te maken. Ik zag aan zijn gezicht dat hij er zelf ook niet zo voor kon warmlopen.
Hij wist wel te vertellen dat de hbo’ers aan wie hij lesgeeft het in de regel ook niet weten. Op een enkeling na.
Hij had zijn studenten een opdracht gegeven. In groepjes deden ze net of ze bedrijven waren. Met alles erop en eraan. Product, marketing, financiën, you name it. Dat ging allemaal best lekker, totdat ze bij het onderwerp onderscheidend vermogen aankwamen. De grote woorden kwamen op tafel. Alle groepjes noemden zichzelf innovatief, hands-on en laagdrempelig. Ze werkten met passie, no-nonsense en klantgericht. En ze vonden zichzelf betrokken, persoonlijk en resultaatgericht.
Slechts één groepje studenten had buiten de lijntjes gekleurd.
Toen de containerbegrippen op waren, was één van hen van ellende onder het bureau gekropen. En kwam daar de hond tegen.
Die hadden de anderen niet.
Het groepje kreeg een dikke 9, de rest een herkansing.
Heb je ook een ‘kantoorhond’ nodig – en ja, die héb je nodig – en weet je niet waar je hem moet zoeken? Kijk eens wat verder dan je bureau. De beste antwoorden komen vaak uit blinde hoeken.